Iconografie; Apollo en Daphne
Door; Sabine Lamme, DBKV1B
Apollo deed een beetje laatdunkend tegen Amor, de god van de liefde, wiens pijlen mensen verliefd deed worden. Als wraak op de beledigingen van Apollo, schoot Amor dan ook eén van zijn gouden pijlen op hem af en liet hem verliefd worden op de nimf Daphne, dochter van de riviergod Peneus. Ook schoot Amor een pijl af op Daphne maar dit keer eentje van lood, die haar hart niet zou vullen met liefde maar juist met afschuw hiervan. Apollo`s liefde voor haar zou zo nooit beantwoord worden, Apollo bleef Daphne achternazitten maar Daphne, die maagd wilde blijven, bleef vluchtten. Uiteindelijk geeft Daphne het vluchtten op en Apollo krijgt haar te pakken, ze voelt zijn adem door haar haren waarop Daphne haar vader smeekt om verlost te worden van de verliefde God. Haar vader hoort haar bede en geeft er gehoor aan; Daphne begon langzaam te veranderen in een laurierboom, haar armen werden takken, haar haren laurierbladeren en haar voeten schoten als wortelen vast in de grond. Daphne kon nu niet meer Apollo`s vrouw worden waarop de nog steeds verliefde Apollo haar, in plaats van tot zijn vrouw, tot zijn boom verklaard. De boom zal net als hem nooit verouderen, altijd groen blijven, met haar bladeren versierde hij zijn lier en maakte hij een kroon die hij vanaf dat moment altijd zal dragen.
Pre- iconografische beschrijving;
De twee mensfiguren in de voorstelling, man en vrouw, zijn afgebeeld in een landschap van rotsen, bergen, bomen, bloemen en een rivier. De vrouw draagt een blauw gewaad, haar bovenlichaam is naakt maar verborgen achter haar arm, haar andere arm houdt zij hoog, gebogen en achter haar lichaam, haar hand raakt net niet de hand van de man. De vrouw lijkt verstrengeld te zijn in takken en bladeren. Haar voet raakt maar net de grond waardoor het lijkt alsof ze beweegt. Haar lichaam is half gedraaid naar de man en haar blik is op hem gericht. De man in de voorstelling draagt een roze gewaad, zijn benen en zijn borstkas zijn ontbloot. Zijn blik is gericht op de vrouw. In zijn hand houdt hij een lier die bovenop bedekt is met bladeren, zijn andere arm is gestrekt en met zijn hand raakt hij net de hand van de vrouw niet. Zijn houding is half gedraaid, zijn haar lijkt naar achteren te wapperen, dit samen met zijn voet die amper de grond raakt en zijn andere been die naar achteren staat en in de voorstelling wordt afgesneden geeft het een dynamisch karakter.
Iconografische analyse;
Attributen/symbolen/personificaties;
Apollo; Een van de twaalf Olympische Goden. Zoon van Zeus en Leto, tweelingbroer van Artemis. God van de beschaving, oorlogskunde, licht, kunst, redelijkheid. “Hij was de belichaming van de klassieke Griekse geest en symboliseerde de redelijke, geciviliseerde kant van de menselijke natuur.” (1) Attributen als beschermgod; Boog, pijl, pijlkoker Als god van de boogschutters. Lier als beschermgod van de poëzie, de muziek en als aanvoerder van de Muzen. Kroon van laurierbladeren Apollo ontving deze voor zijn prestaties in de kunsten/ of droeg deze naar aanleiding van de metamorfose van de nimf Daphne in een laurierboom( Ovidius).
Daphne; Nimf, dochter van de riviergod Peneus. Zij was de eerste liefde van Apollo. “Daphne wordt doorgaans vluchtend afgebeeld; haar opgeheven armen krijgen al takken en bladeren. (…) Of Daphne zoekt bescherming aan de zijde van haar vader, de riviergod, die rust op zijn gekantelde urn, soms met een roeispaan naast zich.” (2)
Rivier; De rivier zou in de voorstelling symbool kunnen staan voor de riviergod Peneus.
Lier; “Een snaarinstrument uit het oude Griekenland. De klankkast was vaak gemaakt van het schild van een schildpad. Hieruit staken twee armen, tussen de uiteinden waarvan een dwarsbalk was bevestigd. De snaren liepen van klankkast naar dwarsbalk.” (3) Een van Apollo`s attributen wanneer afgebeeld als beschermgod van de poëzie, de muziek of als aanvoerder van de Muzen. Uitvinding van Mercurius en volgens de mythe ook door hem aan Apollo geschonken; “De lier is daarom ook het attribuut van de gepersonifieerde Poëzie en van Erato de Muze van de lyriek(…)” (4)
Laurier(boom); De laurier is ook een attribuut van Apollo, volgens de mythe ( Apollo en Daphne) was dit pas na de metamorfose van Daphne in een laurierboom. Tevens is de laurier ook de plant waarvan de krans van een overwinnaar gemaakt werd; symbool voor de overwinning. “Bij de aan Apollo gewijde spelen ( de Ludi Apollinares), die oorspronkelijk verbonden waren met het weren van de pest, droegen de toeschouwers lauwerkransen.” (5) . De laurier kan ook symbool zijn voor de deugd, die altijd groen is; onbedorven, onschuldig etc.
John William Waterhouse(1849),
schilderde voornamelijk klassieke, historische en literaire onderwerpen. Hij was navolger van de pré- rafaëllieten die Rafaël de meester van de renaissance overgewaardeerd vonden, zij zetten zich af tegen de academie en zijn regels/onderwijs. Zij vonden dat de academie te veel nadruk legde op het kopiëren van oude meesters en pleitte meer voor een stijl voor de tijd van Rafaël, naar de tijd waar de betekenis van een tafereel en niet de uitbeelding ervan het hoofddoel was, vaak kenmerkend voor werken van de pré- rafaëllieten is dan ook de symboliek die erin verwerkt is. In Waterhouse`s schilderkunst is deze symboliek ook te herkennen, en de betekenis speelt in zijn werken de hoofdrol. Verder is Waterhouse ook wel een man van zijn tijd; hij liet zich niet alleen inspireren door Engelse literaire werken van William Shakespeare, John Keats en dergelijke, maar ook door de Klassieke oudheid waardoor hij ook wel in te delen is in de Victoriaanse schilderkunst waarbij in dezelfde tijd een herleving van belangstelling voor deze oudheid opkwam.
Voor zijn schilderij ‘Apollo en Daphne` heeft hij zich laten inspireren door de “Metamorfosen” van Ovidius, wat een in 15 boeken uitstrekkend Latijns dichtwerk is en de Griekse en Romeinse mythologie beschrijft. Het tafereel wat op dit schilderij is afgebeeld is de metamorfose van de nimf Daphne in een laurierboom. Het thema wat hier is weergegeven is de overwinning van de kuisheid op de liefde; enkel door te veranderen in een laurierboom kon Daphne de liefde van Apollo ontvluchtten. Waterhouse heeft zowel het vluchtten van de nimf Daphne, het achternazitten van Apollo en de metamorfose van Daphne hier weten neer te zetten. Daphne staat in een vluchthouding wat gecreëerd wordt door haar voet maar net de grond te laten raken en haar over haar schouder bezorgd naar achteren te laten kijken. Haar andere been zie je niet, een boomstam is ervoor in de plaats gekomen, als je goed kijkt zie je dat daar waar de wortelen van de boomstam de grond ingaan nog een schim van haar voet te zien is. Haar lichaam verandert ook langzaam in een bast; je ziet dit op haar gewaad ontstaan. Apollo lijkt net het schilderij ingelopen te zijn; zijn gewaad en haren wapperen, zijn voet raakt amper de grond en zijn andere been staat nog achter hem en wordt in de voorstelling afgesneden. Dit geeft het gevoel dat Apollo Daphne nog achterna zit maar Daphne is onbereikbaar ( zijn hand raakt net de hare niet).
Wanneer je op de hoogte bent van de mythe, herken je al snel de mogelijke symboliek/allegorie in het schilderij. Zo herken je Apollo aan de lier en tevens kun je hem ook als de personificatie van de liefde zien. Apollo wordt meestal als beschermgod van de poëzie en muziek met een lier afgebeeld, zowel poëzie als muziek benadrukken veelal het gevoelige of romantische aspect van het leven. Daphne herken je doordat zij in een boom aan het veranderen is, zij is de personificatie van de kuisheid/maagdelijkheid. Net zoals een Venus Pudica verbergt ze haar naaktheid, ook keert ze hier Apollo en dus de liefde haar rug toe. De laurier of laurierboom zou hier kunnen duiden op overwinning; op de overwinning van de kuisheid op de liefde. Volgens de mythe zal de Daphne- boom ook nooit veranderen, altijd groen blijven; wat vertaald kan worden naar altijd jong/maagdelijk/onschuldig blijven. Misschien heeft Waterhouse daarom de bladeren op de grond, die niet uit Daphne groeien, in de kleuren geel/rood afgebeeld, om de maagdelijkheid/onschuld te benadrukken door de laurierbladeren nieuw/jong te laten lijken. De kleuren van de gewaden accentueren ook wel de kuisheid en liefde; Apollo draagt een warme kleur, rood, wat geassocieerd kan worden met passie/liefde/vurigheid. Daphne draagt een koude kleur, blauw, wat geassocieerd kan worden met vertrouwen/veiligheid en vaak ook gezien wordt als een kleur die dicht bij de natuur staat. Ook wordt de kleur blauw vaak geassocieerd met water en dus met puurheid. Doordat Daphne de kleur blauw draagt wordt je aandacht ook getrokken naar het riviertje achter haar, de associatie met water is dan ook niet zo heel ver gezocht. Daphne is immers ook de dochter van de riviergod Peneus, dit kan best een verwijzing naar hem zijn.
Apollo en Daphne, A.F.Th. van der Heijden, The Movo Tapes.
De mythe - Bronnen
Hall, James. Iconografisch handboek, Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst, Primavera Pers, Leiden, 1992.
De nimf Daphne, de dochter van de riviergod Peneus, was de eerste en beroemdste van Apollo`s liefdes, en was in de hele kunstgeschiedenis populair. Volgens Ovidius was Amor in een kwaadaardige bui de oorzaak. Hij trof Apollo met een van zijn gouden pijlen, die liefde doen ontbranden, en Daphne met een van lood, die de liefde verjaagd. De god achtervolgde het onwillige meisje en toen haar krachten haar begaven, bad zij tot haar vader om redding. Daarop ontsproten takken aan haar armen en groeiden wortels aan haar voeten: ze werd veranderd in een laurier. Daphne wordt doorgaans vluchtend afgebeeld; haar opgeheven armen krijgen al takken en bladeren. Apollo, met boog en pijlkoker en soms een lauwerkrans, zit haar op de hielen. Of Daphne zoekt bescherming aan de zijde van haar vader, de riviergod, die rust op zijn gekantelde urn, soms met roeispaan naast zich. Amor is dikwijls eveneens afgebeeld. Het thema symboliseert de overwinning van Kuisheid op Liefde.
Bullfinch, Thomas (1796-1867). “Apollo and Daphne”, Age of Fable: Vols. I & II: Stories of Gods and Heroes. 1913.
Daphne was Apollo's first love. It was not brought about by accident, but by the malice of Cupid. Apollo saw the boy playing with his bow and arrows; and being himself elated with his recent victory over Python, he said to him, "What have you to do with warlike weapons, saucy boy? Leave them for hands worthy of them, Behold the conquest I have won by means of them over the vast serpent who stretched his poisonous body over acres of the plain! Be content with your torch, child, and kindle up your flames, as you call them, where you will, but presume not to meddle with my weapons." Venus's boy heard these words, and rejoined, "Your arrows may strike all things else, Apollo, but mine shall strike you." So saying, he took his stand on a rock of Parnassus, and drew from his quiver two arrows of different workmanship, one to excite love, the other to repel it. The former was of gold and sharp pointed the latter blunt and tipped with lead. With the leaden shaft he struck the nymph Daphne, the daughter of the river god Peneus, and with the golden one Apollo, through the heart. Forthwith the god was seized with love for the maiden, and she abhorred the thought of loving. Her delight was in woodland sports and in the spoils of the chase. Lovers sought her, but she spurned them all, ranging the woods, and taking no thought of Cupid nor of Hymen. Her father often said to her, "Daughter, you owe me a son-in-law; you owe me grandchildren." She, hating the thought of marriage as a crime, with her beautiful face tinged all over with blushes, threw her arms around her father's neck, and said, "Dearest father, grant me this favour, that I may always remain unmarried, like Diana." He consented, but at the same time said, "Your own face will forbid it."
Apollo loved her, and longed to obtain her; and he who gives oracles to all the world was not wise enough to look into his own fortunes. He saw her hair flung loose over her shoulders, and said, "If so charming, in disorder, what would it be if arranged?" He saw her eyes bright as stars; he saw her lips, and was not satisfied with only seeing them. He admired her hands and arms, naked to the shoulder, and whatever was hidden from view he imagined more beautiful still. He followed her; she fled, swifter than the wind, and delayed not a moment at his entreaties. "Stay," said he, "daughter of Peneus; I am not a foe. Do not fly me as a lamb flies the wolf, or a dove the hawk. It is for love I pursue you. You make me miserable, for fear you should fall and hurt yourself on these stones, and I should be the cause. Pray run slower, and I will follow slower. I am no clown, no rude peasant. Jupiter is my father, and I am lord of Delphos and Tenedos, and know all things, present and future. I am the god of song and the lyre. My arrows fly true to the mark; but, alas! an arrow more fatal than mine has pierced my heart! I am the god of medicine, and know the virtues of all healing plants. Alas! I suffer a malady that no balm can cure!"
The nymph continued her flight, and left his plea half uttered. And even as she fled she charmed him. The wind blew her garments, and her unbound hair streamed loose behind her. The god grew impatient to find his wooings thrown away, and, sped by Cupid, gained upon her in the race. It was like a hound pursuing a hare, with open jaws ready to seize, while the feebler animal darts forward, slipping from the very grasp. So flew the god and the virgin- he on the wings of love, and she on those of fear. The pursuer is the more rapid, however, and gains upon her, and his panting breath blows upon her hair. Her strength begins to fail, and, ready to sink, she calls upon her father, the river god: "Help me, Peneus! open the earth to enclose me, or change my form, which has brought me into this danger!" Scarcely had she spoken, when a stiffness seized all her limbs; her bosom began to be enclosed in a tender bark; her hair became leaves; her arms became branches; her foot stuck fast in the ground, as a root; her face became a tree-top, retaining nothing of its former self but its beauty, Apollo stood amazed. He touched the stem, and felt the flesh tremble under the new bark. He embraced the branches, and lavished kisses on the wood. The branches shrank from his lips. "Since you cannot be my wife," said he, "you shall assuredly be my tree. I will wear you for my crown; I will decorate with you my harp and my quiver; and when the great Roman conquerors lead up the triumphal pomp to the Capitol, you shall be woven into wreaths for their brows. And, as eternal youth is mine, you also shall be always green, and your leaves know no decay." The nymph, now changed into a Laurel tree, bowed its head in grateful acknowledgment.
Andere afbeeldingen van de mythe ;
Kunstenaar; Gian Lorenzo Bernini
Titel; Apollo en Daphne
Jaartal; 1622-1625
Techniek; Beeldhouwwerk, marmer, 243cm hoog
Plaats; Galleria Borghese te Rome
Kunstenaar; Antonio Pollaiuolo
Titel; Apollo en Daphne
Jaartal; 1470-80
Techniek; Olieverf op hout
Plaats; National Gallery, London
Kunstenaar; Théodore Chassériau
Titel; Apollo en Daphne
Jaartal; 1846
Techniek; Olieverf op doek
Plaats; musée du Louvre
Van deze drie kunstwerken spreekt het beeld van Bernini mij het meest aan. Ik vind het ontzettend knap hoe dit beeld uit een blok marmer is vervaardigd en hoe Bernini via de plooien van het gewaad van Apollo, de wapperende haren van zowel Daphne als Apollo en de houdingen van hun lichamen beweging heeft weten te creëren. Het lijkt net alsof Daphne al rennend in een boom aan het veranderen is en wanneer ik heel lang naar hun gezichten kijk voel ik zelfs een briesje. Dat is ook wel de reden waarom dit beeld mij het meest aanspreekt, ik krijg er echt een ‘buikgevoel’ bij. Het klinkt misschien heel stom maar de dramatiek en de sensualiteit van de voorstelling geven het beeld een bepaalde schoonheid die mij gewoon raakt.
Bronvermeldingen
Literatuur;
- Hall, James. Iconografisch handboek, Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst, Primavera Pers, Leiden, 1992.
Websites;
- www.borghesegallery.it ( Beeld van Bernini)
- www.stilus.nl/cartoons/indexall.htm ( Spotprent/strips Apollo en Daphne)
- http://ancienthistory.about.com/library/bl/bl_text_ovid_daphne.htm ( Informatie mythe)
- www.johnwilliamwaterhouse.com ( informatie over de maker)
- http://www.artmagick.com/pictures/artist.aspx?artist=john-william-waterhouse ( informatie maker)
- http://www.wiebekoo.nl/kt/latlinks.htm ( Ovidius; informatie mythe)
- www.bartleby.com ( Verhaal mythe Thomas Bulfinch)
- www.nationalgallery.org.uk ( schilderij Antonio Pollaiuolo)
- www.artrenewal.org (Théodore Chassériau)
- www.arthistoryreference.com (Théodore Chassériau)
- www.louvre.fr
Tekstanalyse uit; ‘ Algemene kunstgeschiedenis’ Honour & Fleming, blz. 168/169.
“ In de beeldende kunst drong de invloed van het Hellenisme ook overal door. Tot de Griekse beeldhouwwerken die de Romeinen bewonderden en verzamelden, behoorden hellenistische sculpturen als de Medici- Venus en de Apollo van Belvedere.(5.4 en 5.5) De Medici- Venus is de beste van 33 nog bestaande kopieën of versies van een verloren gegaan origineel. Het beeld is veel verschuldigd aan de Aphrodite van Cnidus door Praxiteles (4.38), maar de weergave is minder geïdealiseerd - zachter en gevulder- en er is een vleugje zelfbewuste koketterie in de draai van haar hoofd en in haar haast verlokkend beschermende gebaar. De armen die zij voor haar lichaam houdt benadrukken tevens het driedimensionale en verlenen de figuur een draaiende beweging. De Apollo van Belvedere is een Romeinse kopie of versie uit de tweede eeuw n. Chr. van een verloren gegaan origineel. Doorgaans neemt men aan dat dit een bronzen beeld was uit het eind van de vierde eeuw v. Chr. , maar het is evenzeer mogelijk dat het beeld op meer dan één origineel teruggaat en dat het een pastiche is. De Apollo van Belvedere vormt een opvallend contrast met de bewaard gebleven mannelijke beelden uit Athene van de vijfde eeuw v. Chr.: het lijkt haast of hij danst, zijn uiterlijk is verwerkelijkt, zijn haar overdadig gekapt en zijn gelaat is mooi, maar leeg. De Medici- Venus en de Apollo van Belvedere waren in hun eigen tijd lang niet zo beroemd als na hun herontdekking duizend of meer jaren later ( respectievelijk eind vijftiende en midden zestiende eeuw), maar ze illustreren heel duidelijk bepaalde formele tendensen uit die periode. Bij de Venus van Milo (5.6) zien wij weer een andere karakteristiek van de hellenistische beeldhouwkunst: hoe de kunstenaar het marmer onder zijn handen iets sensueels meegeeft. Het lijkt wel of het materiaal meer geliefkoosd dan gebeiteld en geschuurd is, waardoor het beeld een zachte lichaamswarmte lijkt uit te stralen die de indruk van nogal precieuze wereldse bevalligheid en mondain zelfbewustzijn nog versterkt.”
Koketterie; IJdelheid / behaagzucht.
Pastiche; een document of voorwerp gemaakt via nabootsing of combineren van bepaalde kenmerken van een of meerdere originelen
Precieuze; kostbaar, waardevol…
Mondain; wereldsgezind, wereldse, aardse, lichtzinnig...
Taalgebruik;
Honour en Fleming hebben natuurlijk gekozen voor een zo`n groot mogelijke objectieve benadering en kleurloosheid bij het beschrijven en omschrijven van werken en kunststromingen e.d. Je merkt dan ook wel dat de teksten een beetje droog zijn en louter een informatieve strekking hebben, maar desondanks leest het wel lekker weg. Het taalgebruik is niet eenvoudig maar ook niet te moeilijk; wanneer je er net in begint te lezen lijkt er op het eerste gezicht geen doorkomen aan maar na een tijdje raak je gewend aan de taal. Ze hanteren af en toe wel een moeilijk woordgebruik, maar meestal kun je de betekenis van het woord wel afleiden uit de context, zoals het woord pastiche (blz. 169); “ …maar het is evenzeer mogelijk dat het beeld op meer dan één origineel teruggaat en dat het een pastiche is.” Andere woorden zoals kokette/ koketterie of precieu(s)ze zijn wel bevattelijk maar daar zou je zelf eerder een ander woord voor gebruikt hebben.
Relatie tekst/beeld;
Wanneer je de relatie tussen tekst en beeld bekijkt kun je wel zeggen dat deze goed met elkaar in verband staan. In de tekst wordt een beeld nauwkeurig beschreven en wordt er netjes verwezen naar het bijbehorende plaatje. Hoewel dit soms wel tot een zoektocht leidt wanneer er wordt verwezen naar een eerdere paragraaf, dat maakt het wat minder overzichtelijk. Verder worden de beelden, zoals beschreven in het bovenstaande stuk, tegenover elkaar gezet en vergelijkend beschreven, dit zorgt er voor dat je de kenmerken in het beeld eerder opmerkt en de stijlkenmerken eerder ziet.
Inhoud;
De tekst, beoordelend op zijn inhoud, is begrijpelijk, je kunt er redelijk gemakkelijk uithalen waar de tekst over gaat; de verschillende aspecten van de hellenistische beeldhouwkunst en haar invloed. De tekst is onder andere begrijpelijk doordat de tekst vooral bedoeld is om informatie te verstrekken waardoor de zinnen vaak korter en bondiger zijn en daarmee de inhoud of strekking van de tekst eerder naar voren laten komen. Ook wordt er desondanks het streven naar objectiviteit toch wel gebruik gemaakt van subjectief taalgebruik ( mooi, zacht, etc.) wat je de inhoud beter laat snappen en wat waarschijnlijk ook wel onvermijdelijk is bij het beschrijven van kunst.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten